We proberen je altijd opnieuw te inspireren en geven je daarom graag tips en tricks voor fotografie, zodat je zelf aan de slag aan kan met je camera om nog mooiere foto’s te maken. Dit blog hebben we in samenwerking met Focus Magazine samengesteld en geeft je informatie over de software die je kunt gebruiken om jouw foto’s nóg mooier te maken.

Een kwestie van keuzes maken
We verwachten van de moderne techniek snelle en perfecte reacties: onze telefoon moet onmiddellijk contact maken met de familie overzee, het Youtube-filmpje moet direct starten, de foto’s moeten meteen verstuurd worden via Wetransfer. En ook: de camera richten en schieten, met een perfecte belichting en de scherpte precies waar wij die wensten! Toch gaat het daar wel eens mis, omdat we soms vooraf keuzes moeten maken.

tekst en beeld: Mich Buschman

‘Every picture tells a story’, luidt het onder beeldmakers bekende gezegde. Hoe cryptisch soms ook: het plaatje toont ons altijd ‘iets’: een object, een locatie, een dier, een persoon. Vaak in een context; een omgeving bijvoorbeeld die ons meer vertelt over het moment van de dag, het weer, de verhoudingen van de dingen onderling. Het menselijk oog zoekt van nature scherpe elementen op. Zo zal iedereen die de foto van de roos ziet daarnaar kijken en niet naar het onscherp weergegeven huis in de achtergrond. We worden gefrustreerd als datgene wat kennelijk scherp moet zijn weergegeven wazig overkomt. In deze blog staan we stil bij de oorzaken en gevolgen daarvan.

Ontwikkeling
Voor 1985 moesten we met de lenzen op onze camera’s handmatig scherpstellen: aan een scherpstelring draaien en in de zoeker op een matglasbeeld bepalen of het gewenste deel scherp werd. Minolta was de eerste die daar met haar Dynax-camera’s op grote schaal verandering in bracht: er was autofocus! Het principe berustte op het overlappend maken van twee onscherpe beelden. Een motortje in de camera stuurde de scherpstelmodule in de lens aan en als de twee beelden niet scherper konden, stopte het. De beelden waren dan ‘in fase’ en dit systeem werd fasedetectie-autofocus genoemd. Andere merken volgden en de rest is historie.

AF-velden
Tegenwoordig zijn er over een groot deel van het beeldveld autofocussensoren verdeeld, gevoelige en minder gevoelige typen. Op wat zich achter zo’n AF-veldje (of veldjes) bevindt wordt razendsnel scherpgesteld. Bij sommige camera’s bevinden zich AF-velden over het hele zichtbare gebied (met name bij camera’s met APS-C sensoren), bij andere alleen binnen een kader in het centrum. De AF-sensoren reageren op bepaalde lichtsterktes en hebben onderling verschillende functionaliteiten. Dat dit tegenwoordig heel ver gaat en zeer geavanceerd werkt, toont ons de AF-veldverdeling in de Canon EOS-1 DS full-frame camera. De blauwe typen zijn de gevoeligste: de kruissensoren. Maar wat leert ons de praktijk?


Selectie
Als alle AF-velden in werking zijn, zal de camera op het dichtstbijzijnde detail scherpstellen: dus niet op de eenden op de plas, maar op het riet ervóór. Voor groepen kan dat gewenst zijn, zoals in de foto van de scooters. Het diafragma F11 garandeerde bovendien dat een gebied voor en achter deze scooters ook scherp werd. Zou ik op de linker scooter hebben scherpgesteld met het grootste diafragma F2,8, dan zou de rechterscooter onscherp zijn overgekomen. Kies je voor één AF-veld, of een groepje bij elkaar, dan kun je gemakkelijker selectief scherpstellen. In de foto van het meisje met het verfblik heb ik op de bodem scherpgesteld en niet op haar gezicht; een creatieve keuze. Door op de AF-L toets achterop de camera te drukken (autofocus-vergrendeling) bleef de scherpstelling op die afstand staan. Wil je een bewegend onderwerp volgen, dan is de AF-C optie (continu scherpstellend, bij Canon heet die positie AI Servo) passender. Zolang je het autofocusveld over het onderwerp legt blijft het daarop scherpstellen; dichterbij komend en verder weg bewegend. Ideaal voor sportopnames, dieren in beweging en actie-opnames. Zo kun je de man die zich via de ringen verplaatst steeds scherp in beeld houden. Op gewenste momenten druk je de ontspanknop in om foto’s te maken.

 

Waar gaat het mis?
Leg je de autofocus op het verkeerde detail dan zal je onderwerp onscherp verschijnen. Dat kan door je (enthousiasme) komen of door het onderwerp, zoals bij een groep bewegende personen. Maar ook heeft de autofocusmodule enig contrast nodig om scherp te kunnen stellen. Probeer maar eens op een egaal-blauwe lucht scherp te stellen, dat gaat niet. En soms is het simpelweg te donker. Het AF-hulplicht kan je helpen met een lichtpatroon, maar dat reikt maar tot een meter of drie. Bij bewegende objecten zoals wuivend riet heeft de autofocus het ook moeilijk. Soms is de scherpstelslag erg lang, zoals van 0,6 meter tot oneindig, terwijl de actie zich op 50 meter afstand bevindt. Met name bij tele(zoom) lenzen helpt dan een ‘limiter’, een scherpstelbegrenzer, die je instelt op een kortere scherpstelslag van bijvoorbeeld 6 meter tot oneindig. Dichtbij-opnames zijn kritisch in de scherpstelling en daar zijn de meeste lenzen op voorbereid. Het detail in de oude stoomlocomotief werd precies dáár scherpgesteld waar ik dat wilde.

Controle
In de huidige camera’s helpen diverse visuele controles met het juist scherpstellen. Dat geldt vooral voor de AF op het aanraakscherm, te zien in de opname van de roos. Live view is een handig hulpmiddel, temeer omdat we vooraf het detail vergroot kunnen zien. Ook hebben steeds meer camera’s gezichts- en zelfs oogherkenning. De autofocus volgt het gezicht waar op gericht werd en legt daar de scherpstelling op. In de zoeker helpt een oplichtende controle-led.

Handmatig scherpstellen
Soms is handmatig scherpstellen simpelweg de gemakkelijkste èn beste oplossing. De foto van het noorderlicht op IJsland werd met de handmatige scherpstelling op ‘oneindig’ gemaakt. Supergroothoeklenzen lijken alles scherp weer te geven. Dat komt deels doordat de details zo klein zijn. Veilig is dan om de ‘focus peak’-functie aan te zetten. Daarbij wordt het scherpe deel geaccentueerd met felle schitteringen in een vooraf te kiezen kleur. Neem rood daarvoor. Draai je aan de scherpstelring dan zie je dat de schitteringen zich verplaatsen. Een andere eenvoudige manier is de zogenaamde snapshot-instelling te kiezen. Vooral bij vaste brandpunten zoals een F2,8/24 mm kun je een instelling kiezen, waarbij een zeer groot gebied scherp zal worden weergegeven. Bij groepen, landschaps- en interieuropnames is een grote scherptediepte gewenst: van vlak vooraan tot ver weg. Op lenzen met een vast brandpunt, zoals een 24 mm model, zie je in de scherptediepteschaal al het gebied dat scherp zal gaan worden. Staat de afstand ingesteld op 1,5 meter, dan wordt met diafragma F16 het gebied tussen 0,7 meter en oneindig scherp weergegeven, lezen we daar af.



 

Scherptediepte
Niet alleen wáár je de scherpte legt, maar ook tot hoever die mag doorlopen, is dus van belang. De twee foto’s van de koets laten dat zien. In beiden werd op de lantaarn scherp gesteld. De eerste toont een onscherpe achtergrond voor meer sfeer, terwijl de andere meer informatie verschaft. De ingestelde diafragma’s waren F2,0 en F8. Jíj bepaalt dus waarnaar en hóe de kijker de foto benadert. Met de scherpstelling en de scherptediepte realiseer je dat.